Geschiedenis Prinsenpark
De Aard
Naar aanleiding van de hongersnood in 1846 in Vlaanderen en de Kempen verscheen op 25 maart 1847 de ontginningswet, goedgekeurd door Leopold I, waarbij de gemeenten konden gedwongen worden ‘woeste’ gronden, als heiden en moeren, te verkopen om ontgonnen te worden. In 1851 weigerde het gemeentebestuur van Retie alsnog die ‘vage’ gronden te verkopen. Een brief van Charles ‘Louis’ Kinkin, intendant van koning Leopold I, in december 1852, brak echter het verzet. Het gemeentebestuur was zodanig vereerd door die ‘koninklijke’ aanvraag dat Zijne Majesteit Leopold I zelfs de koopprijs mocht bepalen.
Op 13 oktober 1853 verscheen voor notaris Guillaume Egide Peeters van Westerlo Louis Dominique Van den Eynde, notaris en gemeenteontvanger van de gemeente Retie, gevolmachtigde. Hij verklaarde te verkopen aan Hunne Koninklijke Hoogheden Philippe en Charlotte, een blok gemeenteheide, genaamd ‘de Geelsche Heyde, Aerd‘ gelegen onder de gemeente Rethy, groot 398 ha 2a 10ca voor de som van 79.604,20 frank of 200 frank per hectare.
Op 15 oktober verkocht notaris Van den Eynde voor de gemeente Retie aan prins Philippe en prinses Charlotte ‘een blok heide, moeras en jonge dennenbossen’, genaamd Retie-Goor, groot 600 ha 83 a 65 ca voor 120.167,38 frank, hetzij 200 frank per hectare. Dat blok werd doorsneden door het aftakkingskanaal Dessel-Turnhout (de Turnhoutse vaart); in het westen begrensd door het afvoerkanaaltje, de colateur. Dat blok werd in de volksmond ‘de Graaf’ genoemd naar de eigenaar prins Philippe, graaf van Vlaanderen.
Op 18 oktober 1853 verkocht notaris Louis Van den Eynde voor de gemeente Retie het Geertrijtven (de huidige grote vijver in het Prinsenpark), groot 6 ha 94 a 60 ca, voor de som van 2.650 frank of 278 frank per ha.
Die drie blokken vormden het Koninklijk Domein op het grondgebied van Retie. Uiteindelijk zouden er nog andere aankopen gebeuren door de koninklijke familie in de gemeenten Geel, Mol en Dessel. Zo kocht in 1857 prins Philippe, graaf van Vlaanderen, o.m. nog een gebied in Postel, 1.400 ha groot, van makelaar de Meulenaere.
Uiteindelijk omvatte het Koninklijk Domein der Kempen een gebied van zowat 4.000 ha. Het zou een groots project worden met ontginning van heiden en moerassen, hooi- en houtwinning en experimentele landbouw en veeteelt.
Koninklijk Domein der Kempen
Rond 1880 werd te midden van het koninklijk domein op de Retiese Aard het zogeheten ‘Park’ aangelegd. De beplantingen wijzen op de intentie om het uit te bouwen als landschapspark. Er werden bijzondere parkbomen als treurbeuk en Japanse lork aangeplant. Slingerende wegen verbinden een ringweg met een grote open plaats waar het koninklijke jachtpaviljoen zou verrijzen. Prins Boudewijn, de broer van Albert I en de zoon van Philippe, Graaf van Vlaanderen, zou hier verblijven. Hij overlijdt op 22-jarige leeftijd. Het paviljoen kwam er echter nooit.
Het plaatselijk beheer van het Koninklijk Domein der Kempen kwam gedurende zowat 100 jaar hoofdzakelijk in handen van de familie Van Elst uit Retie. Het toezicht van het domein werd toevertrouwd aan de boswachtersfamilies Vanlommel, Michiels en Blockx. De Vanlommels bewoonden de boerderij-herberg ‘Den zoeten Inval’ gelegen langs de weg Geel-Retie ter hoogte van de ‘geklasseerde’ kasseiweg naar Geel-ten-Aard. Ook de boer op de Koningshoeve was een Vanlommel.
Prinsenpark
In 1950 werd het grootste deel van het Koninklijk Domein der Kempen verkocht aan de Compagnie Immobilière de Belgique. Die Compagnie verkocht het domein in grote stukken verder aan het Studiecentrum voor Kernenergie (SCK), de kolenmijn van Beringen, de Maatschappij van de Kleine Landeigendom en aan boerenmensen uit de streek. Prins Karel, de latere graaf van Vlaanderen, verkocht zijn eigendommen (o.a. het Retie-Goor, eigendom in Postel) pas in 1960 aan nv L’Origan gevestigd in Genève (Zwitserland)
In 1972 werd Het Park (126 ha restant van de vroegere Geelse heide) eigendom van de provincie Antwerpen voor de som van 47.600.000 frank. Het kreeg als naam Het Prinsenpark.
Het ‘eigendom’ van Leopold I kwam bij de officiële aankopen in de jaren 1850 op naam van de prinsen Philippe en Charlotte, vandaar wellicht de naam Prinsenpark.
Het Prinsenpark wordt een wandelpark waarin de natuurwaarde en de educatieve waarde centraal staan (vooral rond de vijvers) en houtproductie voortaan ondergeschikt is.
In de loop der jaren kocht de Provincie Antwerpen omliggende gronden aan. Momenteel is het Prinsenpark 215 ha groot.