Heide uitbreiding
Tot halverwege de 19de eeuw bevonden zich op verschillende plekken in de Kempen vrij uitgestrekte heidevlaktes. Dit is duidelijk te zien op de Ferrariskaart van omstreeks 1775.
De heide is een halfnatuurlijk landschap, dat door de vroegere landbouwmethoden gedurende meerdere eeuwen in stand gehouden werd. Het waren ‘gemene gronden’, veelal in eigendom van de gemeentes. De boeren mochten er hun vee vrij laten grazen en strooisel en plaggen voor in de stallen verzamelen. Waar veen aanwezig was werd turf gestoken om de huizen te verwarmen. Door de eeuwen heen hebben vele soorten planten en dieren zich aan deze, door de mens gecreëerde, biotoop aangepast.
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werden overal in de Kempen de eens zo uitgestrekte heidevelden op grote schaal ontgonnen. Ze werden vaak aangeplant voor houtproductie. Meestal gebeurde dat met grove dennen, die onder andere gebruikt werden als stuthout in de steenkoolmijnen. Een deel van de heide werd omgezet in akkers en hooilanden, hierbij was de uitvinding van kunstmest van groot belang. Van het vroegere heideareaal is nu nog slechts een fractie overgebleven.
Heide is biotoop met belangrijke natuurwaarde
Naarmate de heide meer en meer verdween, werden de soorten die er aan gebonden waren ook steeds zeldzamer. Hierdoor heeft de nog overgebleven heide een belangrijke natuurwaarde. Het is een typisch biotoop van de voedselarme zandgronden van de Kempen, dat nu op Europese schaal erg zeldzaam is. We onderscheiden droge en natte heide, elk met hun eigen typische soorten.
Uittreksel uit de Ferrariskaart (ca. 1775) waarop de bestanden van het huidige Prinsenpark geprojecteerd zijn. Het gebied bestaat bijna volledig uit heide (met linksonder enkele vennen).
Ook ter hoogte van het huidige Prinsenpark bevond zich een uitgestrekte heidevlakte tussen de gemeenten Geel, Kasterlee, Retie, Dessel en Mol. In 1853 werd een deel van dit gebied door de gemeente Retie verkocht aan de koninklijke familie. In de decennia daarna werd de heide grotendeels omgetoverd tot het Prinsenpark zoals we het nu kennen: een domein met prachtige vijvers, statige bossen en graslanden.
In het Prinsenpark bleven nog drie kleine heideperceeltjes over. De twee belangrijkste bevinden zich tussen de grote vijver (Gertryvijver) en de vierkante vijver. Ze bevatten een belangrijk deel van de bijzondere fauna en flora van het Prinsenpark. Bij de opmaak van het huidige natuurbeheerplan van het Prinsenpark werd daarom beslist om het heideareaal uit te breiden, door beide heidepercelen met elkaar te verbinden. Het tussenliggende bos had een eerder geringe natuurwaarde. Er stonden bijvoorbeeld geen oude zomereiken en beuken of andere waardevolle bomen, zoals in andere bosbestanden van het domein. Na het kappen van de bomen wordt het perceel machinaal geplagd. Dit houdt in dat het bovenste bodemlaagje afgeschraapt wordt, waardoor de zaadbank vrij komt liggen. Het oude heidezaad dat zich hierin bevindt kan nog steeds kiemkrachtig zijn.
Kleine zonnedauw | Klokjesgentiaan |
Soorten die zich in het nieuwe heidebiotoop kunnen uitbreiden zijn bijvoorbeeld struikheide en dopheide, kleine zonnedauw, klokjesgentiaan en levendbarende hagedis. Mogelijks zal zich hier ook de bedreigde heivlinder, die momenteel nog een populatie heeft op de heidegronden van het NIRAS aan de overzijde van de Geelsebaan, kunnen vestigen.
Na de eerste ontwikkeling van de heide zal het perceel verder beheerd worden door periodieke begrazing met Kempische heideschapen van Kemp vzw. Dit om de vergrassing en verbossing tegen te gaan.
Boompieper | Levendbarende hagedis |
Voor deze werken is een Projectsubsidie Natuur (PSN) voorzien door het Agentschap voor Natuur en Bos (PSN 22-002823-ANT), en een subsidie in het kader van het project Water+Land+Schap in samenwerking met de Vlaamse Landmaatschappij.
Met het programma Water+Land+Schap pakken we wateroverlast en droogte aan in het kader van Blue Deal.