Bijstellen voorwaarden - bevoegdheid deputatie
Toepassingsgebied
Aan de meeste omgevingsvergunningen zijn voorwaarden verbonden. De voorwaarden voor de volgende categorieën kunnen worden gewijzigd:
- Milieuvoorwaarden: naast de algemene en sectorale milieuvoorwaarden, die beschreven worden in Vlarem II en Vlarem III, kunnen in de vergunning ook bijzondere milieuvoorwaarden opgelegd zijn;
- Voorwaarden voor stedenbouwkundige handelingen: hieronder vallen ook de voorwaarden van de brandweer en voorwaarden in het kader van de machtiging voor werken aan een waterloop;
- Voorwaarden opgelegd in het kader van kleinhandelsactiviteiten;
- Voorwaarden opgelegd in het kader van een vegetatiewijziging.
De wetgeving voorziet in een procedure voor de bijstelling van voorwaarden. Voor de bijstelling van bepaalde milieuvoorwaarden is de minister bevoegd.
De procedure tot het bijstellen van voorwaarden is niet van toepassing op voorwaarden opgelegd in een verkavelingsbesluit. De bijstelling van een bestaande verkaveling verloopt via de gewone of vereenvoudigde procedure.
De vergunninghouder/exploitant kan voor alle types van voorwaarden een bijstelling aanvragen.
Een vraag tot het bijstellen van de milieuvoorwaarden kan ambtshalve of op verzoek van:
- de vergunninghouder - exploitant;
- de POVC als gevolg van een evaluatie;
- elke belanghebbende particulier;
- elke rechtspersoon die de bescherming van het milieu tot doel heeft;
- de toezichthouder;
- de afdeling Milieu (= AGOP-M);
- adviesbevoegde overheidsinstanties.
In het stroomschema hieronder vind je meer informatie over de bijstellingsprocedure afhankelijk van wie erom verzoekt en over welk type voorwaarde het gaat.
Dit stroomschema toont de verschillende mogelijke stappen die doorlopen moeten worden bij de aanvraag tot bijstelling van voorwaarden waarvoor de deputatie bevoegd is.