Oud-Turnhout
In jullie Trampoline-missie staat de ambitie op een beleid te ontwikkelen en uit te voeren dat er op gericht is om kinderen en gezinnen een goede start te geven in het leren en leven. Hoe pakken jullie dit aan in Oud-Turnhout?
Liesbet: We zijn een heel kleine gemeente, bijgevolg hebben we een klein ploegje dat aan de Trampoline-ambities kan werken. Het heeft even geduurd vooraleer de neuzen in dezelfde richting stonden. We startten vanuit de vraag ‘wat willen we als lokaal bestuur betekenen voor gezinnen met jonge kinderen?’ en we hebben al grote stappen gezet. Eén van onze prioritaire actiepunten is het streven naar een betere samenwerking tussen de verschillende gemeentelijke diensten, zoals jeugddienst en OCMW. Verder zetten we in op meer samenwerking met scholen en kinderopvang en de uitbouw van een fysiek Huis van het Kind. Zo is er gekozen voor een aanpassing in het gemeentelijk organogram en werd de cluster Samenleving ingevoerd die, in tegenstelling tot andere clusters, horizontaal werkt, verweven met de andere clusters. De lijnen worden korter, de samenwerking intenser. Zo creëer je al een andere mindset. Dat horizontaal werken zorgt er dus voor dat je elkaar versterkt en dat iedereen er de meerwaarde van inziet.
Hoe moeten we ons dat voorstellen, die neuzen in dezelfde richting?
Liesbet: Door een manager Samenleven aan te werven, door goed na te denken wat zijn of haar taakinvulling moet zijn, door na te denken hoe we aan een betere visietekst kunnen werken, een betere taakverdeling ... Onze mensen doen hun job met hart en ziel. En door dat goed te sturen, krijg je dat gemeenschappelijk verhaal. Zo is er in verschillende dossiers van de sociale dienst nog meer de reflex: hoe kunnen we gezinnen met jonge kinderen optimaal ondersteunen vanuit de Trampoline-ambities?
Door in te stappen in het Trampoline-project, hebben we gemerkt dat onze jeugddienst onderbemand was. We gaan nu een tweede persoon aanwerven. Deze twee deskundigen Kind, Jeugd en Gezin kunnen zich dan meer focussen; de ene op het jeugdwerk door in te staan voor een kwalitatieve opvang en jeugdwerking, de tweede deskundige op het beleidsmatige, zoals de uitvoering van het BOA-decreet, uitwerking, het lokale ‘Huis van het Kind’-verhaal in Oud-Turnhout, een versterkte samenwerking met onderwijspartners ...
We hebben dus meer ruimte gecreëerd. We merken dat er steeds meer verantwoordelijkheden bij de lokale besturen worden gelegd. Vaak zijn het complexe zaken zoals de uitwerking van het BOA-decreet. We zitten ook met een tekort aan plaatsen in de kinderopvang. Dan is het wel boeiend dat er vanuit het intergemeentelijk samenwerkingsverband RIT, Regio in Transitie (Beerse, Oud-Turnhout, Turnhout-Vosselaar, Lille, Kasterlee) in het ‘Huis van het Kind’ de krachten worden gebundeld. Zo is er het project Gezinskracht dat via 9 deelprojecten de ambitie stelt om op korte termijn 50% van de kinderen tussen 0-3 jaar een plaats toe te kennen in een toegankelijke en kwalitatieve kinderopvang in de stadsregio.
Het moment is niet ideaal: we komen uit de corona-epidemie, we pakken de vluchtelingencrisis vanuit Oekraïne aan ... We worden dus overspoeld met nieuwe, complexe situaties. Maar het zaadje is geplant! Het mooie aan Trampoline is dat er ook aan de kleinere gemeenten is gedacht. De grotere steden hebben hun eigen expertise in huis die wij als kleine gemeente soms ontberen. Door Trampoline worden ook wij geïnspireerd.
Scholen gaven aan dat er steeds meer welzijnsvragen bij hen terechtkwamen. Vandaar dat gekozen werd om vanuit het Huis van het Kind outreachend aanwezig te zijn op school. Er vonden dit schooljaar twee zitdagen plaats. Hoe zijn die twee momenten verlopen?
Sofie: Heel positief. Het is erg belangrijk dat de scholen mee waren. Zij zorgden voor een warm onthaal van de ouders, zij vertelden ook over mijn aanwezigheid. Zo kwamen er toch een paar vaders naar mij toe. Ik kon dan praten over de rechten die ze hadden, ik kon doorverwijzen naar de speelpleinwerking, zorgen dat deze gezinnen de ‘Fietsbib’ leren kennen. Kleine dingen die toch voor mensen wel een verschil maken. Eén vader had ik al eens gezien, die had ik geholpen met een afbetaalplan. Later kwam die nog eens langs, opnieuw met een factuur voor een afbetaalplan. Door die band kun je concrete dingen voor mensen doen. Zo geraakt onze werking als Huis van het Kind meer ingebed, het is een dienstverlening die je aan de mensen kunt bieden. Ik heb me ook bewust voorgesteld als medewerker van het Huis van het Kind om niet nog meer drempels op te werpen voor gezinnen om met mij te praten. Door het feit dat ik ook als OCMW-medewerker aan de slag ben, heb ik natuurlijk wel die specifieke kennis om mensen ook verder op weg te helpen rond andere vragen.
Hoe heb je dat met de betrokken school aangepakt?
Sofie: Het idee van onze dienstverlening op school heeft tijd nodig gehad om te rijpen, zowel voor ouders als voor leerkrachten. Een school kijkt op een bepaalde manier naar kwetsbare gezinnen. Zo was er een juf die mij aansprak over een kwetsbaar gezin dat veel noden heeft en waarvan ze hoopte dat het OCMW hen kon helpen. Maar ik kende dat gezin al een tijdje, we hebben er al een verleden mee. Het gebeurt soms dat scholen niet weten dat er reeds een zorgpad is opgestart bij het OCMW of vice versa.
Liesbet: Soms zijn er redenen waarom bepaalde mensen hun rechten niet kunnen opnemen. Een leerkracht denkt meer vanuit een buikgevoel, maar je hebt nu eenmaal regelgeving en procedures. Maar de betrokkenheid van die leerkrachten is wel erg hoog. Ik heb een pedagogische studiedag op school mogen meevolgen en voelde daar een grote bezorgdheid bij de kleuterjuffen naar ouder-school-samenwerking toe. Dus het wordt echt wel gedragen door de school, ze zien de meerwaarde van Sofies aanwezigheid op school.
Sofie: Het is de bedoeling om ermee door te gaan. Er zijn nog steeds mensen die we niet te zien krijgen op het OCMW of op andere activiteiten die we organiseren vanuit het Huis van het Kind. Dat de school het mogelijk maakt om zitdagen op school te organiseren, is een goede zaak. De betrokken school had ook de vraag om op hun startdag aanwezig te zijn bij het nieuwe schooljaar. Daar kunnen we dan met ouders spreken over de werking van de school, de verhoogde tegemoetkoming, de onderwijscheques, de UiTPAS, wat belangrijk is voor de naschoolse opvang, enzovoort. Het doel is uit te breiden naar de andere scholen.
Een andere actie is die van de Speelbabbels. Wat hoop je hiermee te betekenen voor gezinnen en kinderen?
Sofie: We hebben er nu in totaal al drie georganiseerd: voorlezen in de bib, er werd rond muziek gewerkt in Zweepes Ven en er was een themababbel rond bewegen in De Liereman. Met die Speelbabbels willen we een breder publiek bereiken, ontmoetingen organiseren ... We willen ook echt iets aanbieden aan jonge kinderen dat inspeelt op hun interesses. De ouders en grootouders spreken over hun kinderen en kleinkinderen, hun ervaringen als ouder.
‘Kijk, ik fiets’, een activiteit binnen de Speelbabbel, was een groot succes. We telden 18 grote kinderen, kleuters dus. Kinderen leerden hier in 3 uur fietsen met behulp van de unieke methodiek van Sportwerk. De ‘Fietsbib’ wordt gedragen door enkele vrijwilligers die fietsen voor een jaar ontlenen voor 20€, met een waarborg van 20€.
Op de planning staat ook de opstart van een fysiek Huis van het Kind?
Liesbet: Al deze acties passen ook in het Huis van het Kind-verhaal: we willen op langere termijn een fysieke plaats, een eerste aanspreekpunt, waar mensen naartoe kunnen komen met eender welke vragen over hun kinderen. We hebben voor het fysieke Huis van het Kind een mooie locatie op het oog, dus we kunnen nu hardop dromen! We willen diverse diensten, zoals het consultatiebureau, samenbrengen op die locatie. Het zou een start zijn om alles wat we nu aan het doen zijn onder één dak te brengen en uit te bouwen. Er is al een draagvlak voor binnen het College, nu moeten we het nog praktisch en financieel uitwerken.