Agressie tegen hulpdiensten gaat ieder van ons aan
De jaarwisseling is traditioneel een gezellig moment waarop vrienden en familie samenkomen en de overgang van oud naar nieuw feestelijk te vieren, of hoort dat te zijn. Helaas ging de jaarwisseling in de grote steden alweer gepaard met stuitend geweld. In Antwerpen werd het feestgevoel overschaduwd door verwerpelijk gedrag van groepjes heethoofden, waarvan sommigen zelfs hulpdiensten op weg naar mensen in nood viseerden.
De beelden van een MUG die werd bestookt onderweg naar een dringende interventie zijn ondertussen genoegzaam gekend. De verontwaardiging bij velen was en is terecht zeer groot. Al lijkt de schade aan het MUG-voertuig zelf eerder beperkt, de impact van dergelijke feiten mag niet worden onderschat. Iedereen brengt de feestdagen liefst door samen met familie of vrienden. Gelukkig vinden de ambulance- en hulpdiensten en spoedafdelingen steeds weer mensen bereid om te werken terwijl anderen vieren, al is dat verre van evident. Dat hulpverleners juist dan met een extra (risico op) geweld en agressie worden geconfronteerd, is dan ook bijzonder wrang.
Agressie en geweld, in het bijzonder tegen hulpverleners, mogen nooit worden getolereerd. Hulpverleners-ambulanciers moeten hun werk altijd en overal kunnen verrichten zonder angst en zonder vrees. Agressie (zeker fysieke) leidt immers niet zelden tot werkonbekwaamheid. Verbale agressie, intimidatie en de erosie van maatschappelijke waardering voor zij die zorgen voor mensen in nood, tasten de veerkracht van mensen aan en ondermijnen finaal ons zorgsysteem. Of nog, wie aan de zorgverleners raakt, raakt aan de gezondheidszorg in het algemeen. Wie aan zorgverleners raakt, brengt potentieel het leven van een persoon in nood in gevaar en ondermijnt de zorg waaraan hij/zij zelf of een dierbare op een dag mogelijk zelf dringend nood aan heeft. Dit inzicht zou voor iedereen een evidentie moeten zijn. Uit het alom gehekeld geweld tegen de MUG op oudejaarsavond blijkt zelfs dat niet langer het geval.
De impact en ernst van voormelde feiten verdragen dan ook geen taalgebruik waaruit lichtzinnigheid of het banaliseren van de feiten blijkt. Agressie tegen hulpverleners bestempelen als een kat-en-muisspel, reduceert de agressie tot een “spel”. Het bekogelen van een MUG, van hulpverleners in het algemeen is geen spel, doch bittere ernst: wie hulpverleners aanvalt, treft hen in het hart van hun taak en roeping: zo snel mogelijk hulp bieden aan een persoon in nood. Ook voor de persoon in nood is een dergelijke aanval allerminst een spel, maar mogelijk een zaak van leven of dood.
En dus rijst de vraag: wat bezielt jongeren om (medische) interventies te hinderen en hulpverleners te belagen? Staan ze erbij stil dat ze de hulpverlening aan hun medeburgers vertragen? Beseffen ze dat de persoon in nood hun (groot)moeder/vader, broer/zus of een (klein) kind kan zijn? Beseffen ze dat zijzelf de volgende persoon in nood kunnen zijn?
Het aanvallen van de MUG van het Sint-Vincentius ziekenhuis is allerminst een alleenstaand feit. In Antwerpen werd o.m. een politievoertuig geplunderd. Het vuurwerkverbod werd door teveel mensen genegeerd. De brandweer nam buitengewoon explosief zwaar cobra-vuurwerk in beslag. In het totaal werden 57 mensen opgepakt, in Brussel 206 mensen. In Roeselare waren 3 personen betrokken bij een steekpartij. En ook in onze buurlanden werden talrijke arrestaties verricht.
Mede gelet op de impact en ernst van voormelde feiten, is een gepaste straf een must. Terecht diende het ziekenhuis prompt klacht in tegen de relschoppers die een ziekenwagen bekogelden en hulpverleners het werken onmogelijk maakten. Ook de burgemeester van Antwerpen sprak terecht zijn afschuw uit. Hopelijk vinden zij die -in alle onafhankelijkheid- over de feiten moeten oordelen andermaal de creativiteit om een gepaste straf op te leggen: streng en leerzaam tegelijk. Een straf die in verhouding staat tot de ernst van de feiten en doet beseffen wat de gevolgen van hun daden van agressie zijn.
Idealiter gaat een deel van de straf naar hulpverlening in sectoren die bovenmatig lijden onder deze zinloze agressie. Aan noden trouwens geen gebrek: patiënten helpen die uitkijken naar extra hulp, hulpverlening aan de meest kwetsbaren in onze maatschappij, actief repareren wat gebroken werd. Hopelijk dragen de straffen minstens bij tot het noodzakelijke inzicht in de impact van agressie op hulpverleners, op mensen in nood en op de hele maatschappij waartoe de verantwoordelijken voor dit geweld zich -hopelijk- blijven rekenen. Als (ook) dit niet werkt, is nog strenger optreden voorlopig het enige alternatief. Want laat het duidelijk zijn: wie hulpverleners en hulpverlening hindert, speelt geen spel, is nooit en nergens ‘een held’, verdient geen ‘heldenstatus’. Wie voor dergelijk weerzinwekkend gedrag gestraft wordt, is dat evenmin.
Cathy Berx, provinciegouverneur Antwerpen
Dr. Winne Haenen, Federaal Gezondheidsinspecteur